AC staat voor airconditioning (klimaatbeheersingssysteem). De airconditioning is een gecombineerd koelings- en verwarmingssysteem, dat het gehele jaar door het hoogst mogelijke comfort biedt.
Hier kunt u alle instellingen met betrekking tot temperatuur, ventilatie en aanjagertoerental opgeven. De airconditioning van de wagen is in vier zones opgedeeld, zodat de bestuurder, bijrijder en twee achterpassagiers individuele instellingen van de airconditioning kunnen opgeven.
De toetsen van de functies, waarvan u het meest de instellingen zult veranderen, zijn de airconditioningstoetsen boven het scherm. Hiertoe behoren Temperatuur instellen Automatische regeling, Ontwasemen van de voorruit en de zijruiten, Circulatiefunctie en Achterruitverwarming.
De airconditioningstoetsen zitten direct boven het scherm.
In het basisscherm van de airconditioninginstellingen vindt u vaak gebruikte airconditioningfuncties, zoals de instelling van de luchtverdeling en de instelling van het aanjagertoerental voor de bestuurders- en de bijrijderszijde. Ook vindt u de ECON-functie, waarmee u de energiespaarmodus van de airconditioning kunt in- of uitschakelen.
Bij Extra functies kunt u de automatische circulatiefunctie, de zonnecelventilatie en de functies van de interieurvoorverwarming oproepen. Ook kunt u de temperatuur voor de beide achterste zones vastleggen.
Scherm AIRCO met statusregel en functietoetsen |
Aanwijzing
Als u tijdens de rit nog wijzigingen heeft aangebracht aan de instellingen van de airconditioning, keert u terug in het beeld waarin u de laatste wijzigingen hebt aangebracht als u toets AC indrukt. Dan keert u, door de toets Terug in te drukken, terug in het basisscherm van de airconditioninginstellingen.