In de wagen zijn er vier zones waarin ventilatie en temperatuur onafhankelijk van elkaar kunnen worden ingesteld. Zo kunnen bestuurder, bijrijder en twee achterpassagiers individuele instellingen doen.
Airconditioningstoetsen
- | Deze toets indrukken om de ventilatie en temperatuur van de andere zones gelijk te maken aan de instellingen aan de bestuurderszijde. |
Toets in de airconditioningstoetsen gaat dan branden. Bovendien verschijnt het symbool in het midden bovenin het scherm. |
Airco-synchronisatietoets en symbool op het scherm
Aanwijzing
Alle wijzigingen die de bestuurder na het activeren van de synchronisatiefunctie aan ventilatie en temperatuur uitvoert, worden eveneens voor de drie andere zones van de wagen overgenomen. Als een wijziging in een van de drie bijrijders- resp. passagierszones wordt aangebracht wordt de synchronisatiefunctie automatisch uitgeschakeld. In dit geval gaat het lampje in de airco-synchronisatietoets van de airconditioningstoetsen uit en verdwijnt het symbool op het scherm.